Het ontstaan van de psychologie

Psychologie is de wetenschap die probeert het menselijk gedrag te begrijpen. Door de eeuwen heen hebben onderzoekers heel verschillend gedacht over waarom mensen doen wat ze doen. De basis voor de moderne psychologie is gelegd in de ontwikkelingen in de filosofie in de periode tot het einde van de 19e eeuw. Daarna begon de psychologie als zelfstandige wetenschap op te komen: het ontstaan van de psychologie was een feit.

Wegbereiders voor het ontstaan van de psychologie

De plaats van de aarde in het universum

Ontwikkelingen in de filosofie hebben vanaf de 15e eeuw de basis gelegd voor de psychologie. In die tijd was men er nog van overtuigd dat de mens het middelpunt van de wereld was en dat de zon om de aarde draaide. Een gevolg van deze denkwijze was dat mensen niet aan de natuurwetten onderworpen zouden zijn. Het universum was namelijk speciaal voor de mens gemaakt en de mens had een bijzondere positie in de wereld. Copernicus veroorzaakte flinke ophef met zijn theorie dat de aarde om de zon zou draaien en niet het middelpunt van het universum is.

Rationalisme en nativisme

Er heerste de overtuiging dat mensen uit een lichaam en een geest bestonden. Deze waren onafhankelijk van elkaar. De geest zou een vrije wil hebben en niet onderworpen zijn aan natuurwetten. Om die reden kon de geest niet bestudeerd worden.

Descartes greep terug op de Griekse filosofen en de manier waarop zij dachten. Hij had hierbij twee uitgangspunten: het rationalisme en het nativisme. Het rationalisme gaat uit van het menselijk verstand als enige bron van kennis. Om gedrag te begrijpen, moet er over nagedacht worden. Het nativisme gaat ervan uit dat kennis deels is aangeboren. Door vanuit de aangeboren kennis verder te redeneren, zou men bij de waarheid uit moeten kunnen komen.

Empirisme en associationisme

Aan het einde van de 16e eeuw en in de 17e eeuw kwam het empirisme op vanuit Engeland. Volgens de empiristen is kennis niet aangeboren maar komt het tot stand door middel van zintuiglijke ervaringen. Mensen als Locke onderzochten de menselijke geest. Locke was daarbij vooral geïnteresseerd in hoe iemand iets weet, niet in wat hij weet. Verder ging hij ervan uit dat de geest uit een aantal kleinere ideeën een groter idee kan samenstellen, het associationisme. Dit werd verder uitgewerkt door Hume.

Evolutietheorie

De evolutietheorie van Charles Darwin zorgde voor het inzicht dat het gedrag van mensen op dezelfde manier bestudeerd kon worden als het gedrag van dieren. Mensen waren immers uit dieren ontstaan. Ook konden vergelijkingen gemaakt worden tussen het gedrag van mensen en dieren.

Moderne psychologie

De eerste psychologen hadden verschillende ideeën over wat ze precies moesten onderzoeken en hoe. Daardoor ontstonden eind 19e eeuw en begin 20e eeuw verschillende stromingen in de psychologie.

Structuralisme

Eind 19e eeuw wordt gezien als het begin van de moderne psychologie. In deze tijd was Wilhelm Wundt een invloedrijk psycholoog. Hij zorgde dat het vakgebied een wetenschappelijk niveau kreeg. Eén van de gebieden waar Wundt zich voor interesseerde, was het structuralisme. Deze stroming probeerde structuren van ingewikkeldere ervaringen uiteen te rafelen tot een reeks kleinere ervaringen. Dit deden structuralisten met behulp van introspectie of zelfreflectie.

Gestaltpsychologie

Als reactie op het structuralisme ontstond in de 20e eeuw in Duitsland de opvatting dat men niet moest proberen een waarneming in zo klein mogelijke stukjes op te delen, maar dat men beter naar het geheel kon kijken. Dit is de Gestaltpsychologie. Het totaal van alle onderdelen van een waarneming heeft een meerwaarde boven de som van alle onderdelen doordat er interacties zijn tussen deze onderdelen.

Functionalisme

In de Verenigde Staten was men meer geïnteresseerd in de functie van het bewustzijn, dit heet het functionalisme. Men wilde veel meer weten hoe het bewustzijn was ontstaan, of er verschillen waren tussen mensen en of het bewustzijn verbeterd kon worden.

Behaviorisme

Het behaviorisme is gebaseerd op het logisch positivisme uit de filosofie. Deze leer ging ervan uit dat de wetenschap de beste methode was om dingen te begrijpen en kennis te vergaren. De behavioristen baseerden hun ideeën op drie uitgangspunten van het logisch positivisme: de operationele definitie, het onderscheid tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen en de noodzaak van het vinden van het precieze verband tussen deze twee.

Met ‘operationele definitie’ wordt bedoeld dat experimenten op precies dezelfde wijze herhaald moeten kunnen worden. Er moet dus vastgelegd worden onder welke omstandigheden een experiment is uitgevoerd. Dit moet zodanig precies gebeuren, dat een andere onderzoeker exact hetzelfde kan doen.

Het tweede uitgangspunt zegt dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen. De onafhankelijke variabelen zijn variabelen die door de onderzoeker gevarieerd kunnen worden. Het gaat hierbij om de kenmerken die van invloed zijn op een persoon of dier, bijvoorbeeld de hoeveelheid licht in een ruimte of de hoeveelheid voeding die een dier krijgt. De afhankelijke variabelen worden door de onderzoeker gemeten. Deze variabelen omvatten het gedrag dat door de onafhankelijke variabele beïnvloed zou kunnen worden.

Ten slotte moet er een precies verband tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen opgesteld worden. Als aan alle drie de uitgangspunten is voldaan, spreekt het logisch positivisme van wetenschappelijk onderzoek.

Psychoanalyse

De psychoanalyse gaat ervan uit dat verschillen in persoonlijkheid en psychische aandoeningen een onbewuste oorsprong hebben. Sigmund Freud ging er als grondlegger van deze stroming van uit dat psychische problemen opgelost kunnen worden door de onbewuste problemen en verdrongen ervaringen terug te brengen in het bewustzijn. Vervolgens kan de patiënt er alsnog rationeel mee omgaan en zo proberen het probleem te verhelpen.

Hedendaagse psychologie

Na vele discussies tussen aanhangers van de verschillende stromingen, bleek aanvankelijk het behaviorisme de belangrijkste te zijn. Door de wetenschappelijke aanpak werden de meeste bruikbare resultaten behaald. Het behaviorisme bleek echter niet in staat goede verklaringen te geven voor verschijnselen en ook geen goede voorspellingen te kunnen doen over gedrag.

Daardoor ontstond de cognitieve psychologie. Hierbij wordt gekeken naar de informatieverwerking in de hersenen. Hiermee hoopt men meer inzicht te krijgen in het gedrag van mensen en ook beter in staat te zijn dit gedrag te voorspellen. Bovendien is duidelijk geworden dat psychologische eigenschappen deels erfelijk zijn en ook dat deze eigenschappen beïnvloed worden door andere mensen in de omgeving.


Alle artikelen in deze categorie:


Bron:
Brysbaert, M. (2006) Psychologie, Gent: Academia Press